9. En aan hun hand verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven deels van Jeruzalem.
10. Voorts aan hun hand verbeterde Jedaja, de zoon van Harumaf, en tegenover zijn huis; en aan zijn hand verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja.
11. De andere mate verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-moab; daartoe den Bakoventoren.