37. Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze.
38. Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand.
39. Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe;
40. En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel;
41. En zo wie u zal dwingen een mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen.