Statenvertaling

Mattheüs 5:1-14 Statenvertaling (SV1750)

1. En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem.

2. En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:

3. Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

4. Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.

5. Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven.

6. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.

7. Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.

8. Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.

9. Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

10. Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

11. Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.

12. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.

13. Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden.

14. Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.