5. Maar gij zegt: Zo wie tot vader of moeder zal zeggen: Het is een gave, zo wat u van mij zou kunnen ten nutte komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren, die voldoet.
6. En gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting.
7. Gij geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende:
8. Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij;
9. Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn.
10. En als Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat.