6. Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden; en omdat het geen wortel had, is het verdord.
7. En een ander deel viel in de doornen; en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve.
8. En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-,het ander zestig-,en het ander dertig voud.
9. Wie oren heeft om te horen, die hore.
10. En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?
11. En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.
12. Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.