Statenvertaling

Mattheüs 13:4-21 Statenvertaling (SV1750)

4. En als hij zaaide, viel een deel van het zaad bij den weg; en de vogelen kwamen en aten datzelve op.

5. En een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.

6. Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden; en omdat het geen wortel had, is het verdord.

7. En een ander deel viel in de doornen; en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve.

8. En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-,het ander zestig-,en het ander dertig voud.

9. Wie oren heeft om te horen, die hore.

10. En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?

11. En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.

12. Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.

13. Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

14. En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.

15. Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.

16. Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.

17. Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.

18. Gij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier.

19. Als iemand dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg bezaaid is.

20. Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt;

21. Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geergerd.