Statenvertaling

Markus 1:27-36 Statenvertaling (SV1750)

27. En zij werden allen verbaasd, zodat zij onder elkander vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook den onreinen geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn!

28. En Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende land van Galilea.

29. En van stonde aan uit de synagoge gegaan zijnde, kwamen zij in het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en Johannes.

30. En Simons vrouws moeder lag met de koorts; en terstond zeiden zij Hem van haar.

31. En Hij, tot haar gaande, vatte haar hand, en richtte ze op; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende henlieden.

32. Als het nu avond geworden was, toen de zon onderging, brachten zij tot Hem allen, die kwalijk gesteld, en van den duivel bezeten waren.

33. En de gehele stad was bijeenvergaderd omtrent de deur.

34. En Hij genas er velen, die door verscheidene ziekten kwalijk gesteld waren; en wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.

35. En des morgens vroeg, als het nog diep in den nacht was, opgestaan zijnde, ging Hij uit, en ging henen in een woeste plaats, en bad aldaar.

36. En Simon, en die met hem waren, zijn Hem nagevolgd.