Statenvertaling

Lukas 23:15-33 Statenvertaling (SV1750)

15. Ja, ook Herodes niet; want ik heb ulieden tot hem gezonden, en ziet, er is van Hem niets gedaan, dat des doods waardig is.

16. Zo zal ik Hem dan kastijden en loslaten.

17. En hij moest hun op het feest een loslaten.

18. Doch al de menigte riep gelijkelijk, zeggende: Weg met Dezen, en laat ons Bar-abbas los.

19. Dewelke was om zeker oproer, dat in de stad geschied was, en om een doodslag, in de gevangenis geworpen.

20. Pilatus dan riep hun wederom toe, willende Jezus loslaten.

21. Maar zij riepen daartegen, zeggende: Kruis Hem, kruis Hem!

22. En hij zeide ten derden male tot hen: Wat heeft Deze dan kwaads gedaan? Ik heb geen schuld des doods in Hem gevonden. Zo zal ik Hem dan kastijden en loslaten.

23. Maar zij hielden aan met groot geroep, eisende, dat Hij zou gekruist worden; en hun en der overpriesteren geroep werd geweldiger.

24. En Pilatus oordeelde, dat hun eis geschieden zou.

25. En hij liet hun los dengene, die om oproer en doodslag in de gevangenis geworpen was, welken zij geeist hadden; maar Jezus gaf hij over tot hun wil.

26. En als zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene, komende van den akker, en legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg.

27. En een grote menigte van volk en van vrouwen volgde Hem, welke ook weenden en Hem beklaagden.

28. En Jezus, Zich tot haar kerende, zeide: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen.

29. Want ziet, er komen dagen, in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvruchtbaren, en de buiken, die niet gebaard hebben, en de borsten, die niet gezoogd hebben.

30. Alsdan zullen zij beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons; en tot de heuvelen: Bedekt ons.

31. Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden?

32. En er werden ook twee anderen, zijnde kwaaddoeners, geleid, om met Hem gedood te worden.

33. En toen zij kwamen op de plaats, genaamd Hoofdschedel plaats, kruisigden zij Hem aldaar, en de kwaaddoeners, den een ter rechter zijde en den ander ter linker zijde.