25. Want het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga.
26. En die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden?
27. En Hij zeide: De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God.
28. En Petrus zeide: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd.