Statenvertaling

Lukas 18:22-36 Statenvertaling (SV1750)

22. Doch Jezus, dit horende, zeide tot hem: Nog een ding ontbreekt u; verkoop alles, wat gij hebt, en deel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij.

23. Maar als hij dit hoorde, werd hij geheel droevig; want hij was zeer rijk.

24. Jezus nu, ziende, dat hij geheel droevig geworden was, zeide: Hoe bezwaarlijk zullen degenen, die goed hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan!

25. Want het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga.

26. En die dit hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden?

27. En Hij zeide: De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God.

28. En Petrus zeide: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd.

29. En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg ulieden, dat er niemand is, die verlaten heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods;

30. Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.

31. En Hij nam de twaalven bij Zich, en zeide tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en het zal alles volbracht worden aan den Zoon des mensen, wat geschreven is door de profeten.

32. Want Hij zal den heidenen overgeleverd worden, en Hij zal bespot worden, en smadelijk behandeld worden, en bespogen worden.

33. En Hem gegeseld hebbende, zullen zij Hem doden; en ten derden dage zal Hij wederopstaan.

34. En zij verstonden geen van deze dingen; en dit woord was voor hen verborgen, en zij verstonden niet, hetgeen gezegd werd.

35. En het geschiedde, als Hij nabij Jericho kwam, dat een zeker blinde aan den weg zat, bedelende.

36. En deze, horende de schare voorbijgaan, vraagde, wat dat ware.