Statenvertaling

Lukas 1:58-76 Statenvertaling (SV1750)

58. En die daar rondom woonden, en haar magen hoorden, dat de Heere Zijn barmhartigheid grotelijks aan haar bewezen had, en waren met haar verblijd.

59. En het geschiedde, dat zij op den achtsten dag kwamen, om het kindeken te besnijden, en noemden het Zacharias, naar den naam zijns vaders.

60. En zijn moeder antwoordde en zeide: Niet alzo, maar hij zal Johannes heten.

61. En zij zeiden tot haar: Er is niemand in uw maagschap, die met dien naam genaamd wordt.

62. En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde, dat hij genaamd zou worden.

63. En als hij een schrijftafeltje geeist had, schreef hij, zeggende: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.

64. En terstond werd zijn mond geopend, en zijn tong losgemaakt; en hij sprak, God lovende.

65. En er kwam vrees over allen, die rondom hen woonden; en in het gehele gebergte van Judea werd veel gesproken van al deze dingen.

66. En allen, die het hoorden, namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En de hand des Heeren was met hem.

67. En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest, en profeteerde, zeggende:

68. Geloofd zij de Heere, de God Israels, want Hij heeft bezocht, en verlossing te weeg gebracht Zijn volke;

69. En heeft een hoorn der zaligheid ons opgericht, in het huis van David, Zijn knecht;

70. Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn;

71. Namelijk een verlossing van onze vijanden, en van de hand al dergenen, die ons haten;

72. Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig ware aan Zijn heilig verbond;

73. En aan den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven.

74. Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze.

75. In heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens.

76. En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des Heeren heengaan, om Zijn wegen te bereiden;