Statenvertaling

Leviticus 7:1-11 Statenvertaling (SV1750)

1. Dit is nu de wet des schuldoffers; het is een heiligheid der heiligheden.

2. In de plaats, waar zij het brandoffer slachten, zullen zij het schuldoffer slachten; en men zal deszelfs bloed rondom op het altaar sprengen.

3. En daarvan zal men al zijn vet offeren, den staart, en het vet, dat het ingewand bedekt;

4. Ook de beide nieren, en het vet, dat daaraan is, dat op de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal men afnemen.

5. En de priester zal die aansteken op het altaar, ten vuuroffer den HEERE; het is een schuldoffer.

6. Al wat mannelijk is onder de priesteren zal dat eten; in de heilige plaats zal het gegeten worden; het is een heiligheid der heiligheden.

7. Gelijk het zondoffer, alzo zal ook het schuldoffer zijn; enerlei wet zal voor dezelve zijn; het zal des priesters zijn, die daarmede verzoening gedaan zal hebben.

8. Ook de priester, die iemands brandoffer offert, die priester zal de huid des brandoffers hebben, dat hij geofferd heeft.

9. Daartoe al het spijsoffer, dat in den oven gebakken wordt, met al wat in den ketel en in den pan bereid wordt, zal des priesters zijn, die dat offert.

10. Ook alle spijsoffer met olie gemengd, of droog, zal voor alle zonen van Aaron zijn, voor den enen als voor den anderen.

11. Dit is nu de wet des dankoffers, dat men den HEERE offeren zal.