Statenvertaling

Leviticus 11:1-7 Statenvertaling (SV1750)

1. En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende tot hen:

2. Spreekt tot de kinderen Israels, zeggende: Dit is het gedierte, dat gij eten zult uit alle beesten, die op de aarde zijn.

3. Al wat onder de beesten den klauw verdeelt, en de kloof der klauwen in tweeen klieft, en herkauwt, dat zult gij eten.

4. Deze nochtans zult gij niet eten, van degenen, die alleen herkauwen, of de klauwen alleen verdelen: den kemel, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn;

5. En het konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; dat zal u onrein zijn;

6. En den haas, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn.

7. Ook het zwijn, want dat verdeelt wel den klauw, en klieft de klove der klauwen in tweeen, maar herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn.