Statenvertaling

Klaagliederen 5:6-15 Statenvertaling (SV1750)

6. Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, om met brood verzadigd te worden.

7. Onze vaders hebben gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden.

8. Knechten heersen over ons; er is niemand, die ons uit hun hand rukke.

9. Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn.

10. Onze huid is zwart geworden gelijk een oven, vanwege den geweldigen storm des hongers.

11. Zij hebben de vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de steden van Juda.

12. De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest.

13. Zij hebben de jongelingen weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder het hout.

14. De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel.

15. De vreugde onzes harten houdt op, onze rei is in treurigheid veranderd.