Statenvertaling

Klaagliederen 3:34-38 Statenvertaling (SV1750)

34. Lamed. Dat men al de gevangenen der aarde onder Zijn voeten verbrijzelt;

35. Lamed. Dat men het recht eens mans buigt voor het aangezicht des Allerhoogsten;

36. Lamed. Dat men een mens verongelijkt in zijn twistzaak; zou het de Heere niet zien?

37. Mem. Wie zegt wat, hetwelk geschiedt, zo het de Heere niet beveelt?

38. Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het kwade en het goede?