Statenvertaling

Klaagliederen 3:1-9 Statenvertaling (SV1750)

1. Aleph. Ik ben de man, die ellende gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid.

2. Aleph. Hij heeft mij geleid en gevoerd in de duisternis, en niet in het licht.

3. Aleph. Hij heeft Zich immers tegen mij gewend, Hij heeft Zijn hand den gansen dag veranderd.

4. Beth. Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij heeft mijn beenderen gebroken.

5. Beth. Hij heeft tegen mij gebouwd, en Hij heeft mij met galle en moeite omringd.

6. Beth. Hij heeft mij gezet in duistere plaatsen, als degenen, die over lang dood zijn.

7. Gimel. Hij heeft mij toegemuurd, dat ik er niet uit gaan kan; Hij heeft mijn koperen boeien verzwaard.

8. Gimel. Ook wanneer ik roep en schreeuw, sluit Hij de oren voor mijn gebed.

9. Gimel. Hij heeft mijn wegen toegemuurd met uitgehouwen stenen, Hij heeft mijn paden verkeerd.