Statenvertaling

Jozua 21:34-40 Statenvertaling (SV1750)

34. Aan de huisgezinnen nu van de kinderen van Merari, van de overige Levieten, werd gegeven van den stam van Zebulon, Jokneam en haar voorsteden, Kartha en haar voorsteden;

35. Dimna en haar voorsteden, Nahalal en haar voorsteden: vier steden.

36. En van den stam van Ruben, Bezer en haar voorsteden, en Jahza en haar voorsteden;

37. Kedemoth en haar voorsteden, en Mefaath en haar voorsteden: vier steden.

38. Van den stam van Gad nu, de vrijstad des doodslagers, Ramoth in Gilead, en haar voorsteden, en Mahanaim en haar voorsteden;

39. Hesbon en haar voorsteden, Jaezer en haar voorsteden: al die steden zijn vier.

40. Al die steden waren van de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, die nog overig waren van de huisgezinnen der Levieten; en hun lot was twaalf steden.