Statenvertaling

Jozua 21:20-36 Statenvertaling (SV1750)

20. De huisgezinnen nu der kinderen van Kahath, de Levieten, die overgebleven waren van de kinderen van Kahath, die hadden de steden huns lots van den stam van Efraim.

21. En zij gaven hun Sichem, een vrijstad des doodslagers, en haar voorsteden, op den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden;

22. En Kibzaim en haar voorsteden, en Beth-horon en haar voorsteden: vier steden.

23. En van den stam van Dan, Elteke en haar voorsteden, Gibbethon en haar voorsteden;

24. Ajalon en haar voorsteden, Gath-rimmon en haar voorsteden: vier steden.

25. En van den halven stam van Manasse, Thaanach en haar voorsteden, en Gath-rimmon en haar voorsteden: twee steden.

26. Al de steden voor de huisgezinnen van de overige kinderen van Kahath zijn tien, met haar voorsteden.

27. En aan de kinderen van Gerson, van de huisgezinnen der Levieten, van den halven stam van Manasse, de vrijstad des doodslagers, Golan in Bazan, en haar voorsteden, en Beesthera en haar voorsteden: twee steden.

28. En van den stam van Issaschar, Kisjon en haar voorsteden, en Dobrath en haar voorsteden;

29. Jarmuth en haar voorsteden, En-gannim en haar voorsteden: vier steden.

30. En van den stam van Aser, Misal en haar voorsteden, Abdon en haar voorsteden;

31. En Helkath en haar voorsteden, en Rehob en haar voorsteden: vier steden.

32. En van den stam van Nafthali, de vrijstad des doodslagers, Kedes in Galilea, en haar voorsteden, en Hammoth-dor en haar voorsteden, en Karthan en haar voorsteden: drie steden.

33. Al de steden der Gersonieten, naar hun huisgezinnen, zijn dertien steden en haar voorsteden.

34. Aan de huisgezinnen nu van de kinderen van Merari, van de overige Levieten, werd gegeven van den stam van Zebulon, Jokneam en haar voorsteden, Kartha en haar voorsteden;

35. Dimna en haar voorsteden, Nahalal en haar voorsteden: vier steden.

36. En van den stam van Ruben, Bezer en haar voorsteden, en Jahza en haar voorsteden;