Statenvertaling

Jozua 19:34-46 Statenvertaling (SV1750)

34. En deze landpale wendt zich westwaarts naar Asnoth-thabor, en van daar gaat zij voort naar Hukkok, en zij reikt aan Zebulon tegen het zuiden, en aan Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan de Jordaan tegen den opgang der zon.

35. De vaste steden nu zijn: Ziddim, Zer en Hammath, Rakkath en Cinnereth,

36. En Adama, en Rama, en Hazor,

37. En Kedes, en Edrei, en En-hazor,

38. En Jiron, en Migdal-el, Horem en Beth-anath, en Beth-semes; negentien steden en haar dorpen.

39. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.

40. Het zevende lot ging uit voor den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen.

41. En de landpale van hun erfdeel was: Zora, en Esthaol, en Ir-semes,

42. En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla,

43. En Elon, en Timnatha, en Ekron,

44. En Elteke, en Gibbethon, en Baalath,

45. En Jehud, en Bene-berak, en Gath-rimmon,

46. En Me-jarkon, en Rakkon, met de landpale tegenover Jafo.