Statenvertaling

Jozua 19:29-40 Statenvertaling (SV1750)

29. En deze landpale wendt zich naar Rama, en tot aan de vaste stad Tyrus; dan keert deze landpale naar Hosa, en haar uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer strekkende naar Achzib,

30. En Umma, en Afek, en Rehob; twee en twintig steden en haar dorpen.

31. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Aser, naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen.

32. Het zesde lot ging uit voor de kinderen van Nafthali, voor de kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen.

33. En hun landpale is van Helef, van Allon tot Zaanannim, en Adami-nekeb, en Jabneel, tot Lakkum; en haar uitgangen zijn aan de Jordaan.

34. En deze landpale wendt zich westwaarts naar Asnoth-thabor, en van daar gaat zij voort naar Hukkok, en zij reikt aan Zebulon tegen het zuiden, en aan Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan de Jordaan tegen den opgang der zon.

35. De vaste steden nu zijn: Ziddim, Zer en Hammath, Rakkath en Cinnereth,

36. En Adama, en Rama, en Hazor,

37. En Kedes, en Edrei, en En-hazor,

38. En Jiron, en Migdal-el, Horem en Beth-anath, en Beth-semes; negentien steden en haar dorpen.

39. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.

40. Het zevende lot ging uit voor den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen.