Statenvertaling

Jozua 13:13-21 Statenvertaling (SV1750)

13. Doch de kinderen Israels verdreven de Gezurieten en de Maachathieten niet; maar Gezur en Maachath woonden in het midden van Israel tot op dezen dag.

14. Alleenlijk gaf hij den stam Levi geen erfenis. De vuurofferen Gods, des HEEREN van Israel, zijn zijne erfenis, gelijk als Hij tot hem gesproken had.

15. Alzo gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen,

16. Dat hun landpale was van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die in het midden der beek is, en al het vlakke land tot Medeba toe;

17. Hesbon en al haar steden, die in het vlakke land zijn, Dibon, en Bamoth-baal, en Beth-baal-meon,

18. En Jahza, en Kedemoth, en Mefaath,

19. En Kirjathaim, en Sibma, en Zeret-hassahar op den berg des dals,

20. En Beth-peor, en Asdoth-pisga, en Beth-jesimoth;

21. En alle steden des vlakken lands, en het ganse koninkrijk van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon regeerde, denwelke Mozes geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, geweldigen van Sihon, inwoners des lands.