33. Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft.
34. Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood.
35. En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.
36. Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet.
37. Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.