Statenvertaling

Johannes 4:28-37 Statenvertaling (SV1750)

28. Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden:

29. Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?

30. Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem.

31. En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet.

32. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.

33. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht?

34. Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.

35. Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten.

36. En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait.

37. Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait.