Statenvertaling

Johannes 2:1-9 Statenvertaling (SV1750)

1. En op den derden dag was er een bruiloft te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar.

2. En Jezus was ook genood, en Zijn discipelen, tot de bruiloft.

3. En als er wijn ontbrak, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn.

4. Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen.

5. Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat.

6. En aldaar waren zes stenen watervaten gesteld, naar de reiniging der Joden, elk houdende twee of drie metreten.

7. Jezus zeide tot hen: Vult de watervaten met water. En zij vulden ze tot boven toe.

8. En Hij zeide tot hen: Schept nu, en draagt het tot den hofmeester; en zij droegen het.

9. Als nu de hofmeester het water, dat wijn geworden was, geproefd had (en hij wist niet, van waar de wijn was; maar de dienaren, die het water geschept hadden, wisten het), zo riep de hofmeester den bruidegom.