Statenvertaling

Johannes 12:28-46 Statenvertaling (SV1750)

28. Vader, verheerlijk Uw Naam. Er kwam dan een stem uit den hemel, zeggende: En Ik heb Hem verheerlijkt, en Ik zal Hem wederom verheerlijken.

29. De schare dan, die daar stond, en dit hoorde, zeide, dat er een donderslag geschied was. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken.

30. Jezus antwoordde en zeide: Niet om Mijnentwil is deze stem geschied, maar om uwentwil.

31. Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden.

32. En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.

33. (En dit zeide Hij, betekenende, hoedanigen dood Hij sterven zou.)

34. De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen?

35. Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden; wandelt, terwijl gij het Licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. En die in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat.

36. Terwijl gij het Licht hebt, gelooft in het Licht, opdat gij kinderen des Lichts moogt zijn. Deze dingen sprak Jezus; en weggaande verborg Hij Zich van hen.

37. En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet;

38. Opdat het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard?

39. Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft:

40. Hij heeft hun ogen verblind, en hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze.

41. Dit zeide Jesaja, toen hij Zijn heerlijkheid zag, en van Hem sprak.

42. Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der Farizeen wil beleden zij het niet; opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden.

43. Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan de eer van God.

44. En Jezus riep, en zeide: Die in Mij gelooft, gelooft in Mij niet, maar in Dengene, Die Mij gezonden heeft.

45. En die Mij ziet, die ziet Dengene, Die Mij gezonden heeft.

46. Ik ben een Licht, in de wereld gekomen, opdat een iegelijk, die in Mij gelooft, in de duisternis niet blijve.