Statenvertaling

Johannes 11:9-24 Statenvertaling (SV1750)

9. Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in den dag? Indien iemand in den dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet;

10. Maar indien iemand in den nacht wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is.

11. Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken.

12. Zijn discipelen dan zeiden: Heere, indien hij slaapt, zo zal hij gezond worden.

13. Doch Jezus had gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van de rust des slaaps.

14. Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is gestorven.

15. En Ik ben blijde om uwentwil, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij geloven moogt; doch laat ons tot hem gaan.

16. Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven.

17. Jezus dan, gekomen zijnde, vond, dat hij nu vier dagen in het graf geweest was.

18. (Bethanie nu was nabij Jeruzalem, omtrent vijftien stadien van daar.)

19. En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over haar broeder.

20. Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam, ging Hem tegemoet; doch Maria bleef in huis zitten.

21. Zo zeide Martha dan tot Jezus: Heere, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven;

22. Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal.

23. Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal wederopstaan.

24. Martha zeide tot Hem: Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage.