Statenvertaling

Johannes 10:26-31 Statenvertaling (SV1750)

26. Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb.

27. Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij.

28. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.

29. Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders.

30. Ik en de Vader zijn een.

31. De Joden dan namen wederom stenen op, om Hem te stenigen.