Statenvertaling

Johannes 1:6-20 Statenvertaling (SV1750)

6. Er was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes.

7. Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden.

8. Hij was het Licht niet, maar was gezonden, opdat hij van het Licht getuigen zou.

9. Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld.

10. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend.

11. Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.

12. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;

13. Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn.

14. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.

15. Johannes getuigt van Hem, en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van Welken ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geworden, want Hij was eer dan ik.

16. En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade.

17. Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.

18. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.

19. En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden enige priesters en Levieten afzonden van Jeruzalem, opdat zij hem zouden vragen: Wie zijt gij?

20. En hij beleed en loochende het niet; en beleed: Ik ben de Christus niet.