Statenvertaling

Johannes 1:33-40 Statenvertaling (SV1750)

33. En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt.

34. En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is.

35. Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen.

36. En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods!

37. En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus.

38. En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen: (1:39) Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi! (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij?

39. (1:40) Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure.

40. (1:41) Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren.