Statenvertaling

Job 6:22-30 Statenvertaling (SV1750)

22. Heb ik gezegd: Brengt mij, en geeft geschenken voor mij van uw vermogen?

23. Of bevrijdt mij van de hand des verdrukkers, en verlost mij van de hand der tirannen?

24. Leert mij, en ik zal zwijgen, en geeft mij te verstaan, waarin ik gedwaald heb.

25. O, hoe krachtig zijn de rechte redenen! Maar wat bestraft het bestraffen, dat van ulieden is?

26. Zult gij, om te bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?

27. Ook werpt gij u op een wees; en gij graaft tegen uw vriend.

28. Maar nu, belieft het u, wendt u tot mij, en het zal voor ulieder aangezicht zijn, of ik liege.

29. Keert toch weder, laat er geen onrecht wezen, ja, keert weder; nog zal mijn gerechtigheid daarin zijn.

30. Zou onrecht op mijn tong wezen? Zou mijn gehemelte niet de ellenden te verstaan geven?