Statenvertaling

Job 6:10-22 Statenvertaling (SV1750)

10. Dat zou nog mijn troost zijn, en zou mij verkwikken in den weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb de redenen des Heiligen niet verborgen gehouden.

11. Wat is mijn kracht, dat ik hopen zou? Of welk is mijn einde, dat ik mijn leven verlengen zou?

12. Is mijn kracht stenen kracht? Is mijn vlees staal?

13. Is dan mijn hulp niet in mij, en is de wijsheid uit mij verdreven?

14. Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten.

15. Mijn broeders hebben trouwelooslijk gehandeld als een beek; als de storting der beken gaan zij door;

16. Die verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt.

17. Ten tijde, als zij van hitte vervlieten, worden zij uitgedelgd; als zij warm worden, verdwijnen zij uit haar plaats.

18. De gangen haars wegs wenden zich ter zijde af; zij lopen op in het woeste, en vergaan.

19. De reizigers van Thema zien ze, de wandelaars van Scheba wachten op haar.

20. Zij worden beschaamd, omdat elkeen vertrouwde; als zij daartoe komen, zo worden zij schaamrood.

21. Voorwaar, alzo zijt gijlieden mij nu niets geworden; gij hebt gezien de ontzetting, en gij hebt gevreesd.

22. Heb ik gezegd: Brengt mij, en geeft geschenken voor mij van uw vermogen?