Statenvertaling

Job 5:5-19 Statenvertaling (SV1750)

5. Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in.

6. Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde;

7. Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen.

8. Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten;

9. Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan;

10. Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten;

11. Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden.

12. Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten.

13. Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt.

14. Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in den middag.

15. Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken.

16. Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe.

17. Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet.

18. Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen.

19. In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren.