Statenvertaling

Job 41:15-25 Statenvertaling (SV1750)

15. (41:6) Zeer uitnemend zijn zijn sterke schilden, elkeen gesloten als met een nauwdrukkend zegel.

16. (41:7) Het een is zo na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen.

17. (41:8) Zij kleven aan elkander, zij vatten zich samen, dat zij zich niet scheiden.

18. (41:9) Elk een zijner niezingen doet een licht schijnen; en zijn ogen zijn als de oogleden des dageraads.

19. (41:10) Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken raken er uit.

20. (41:11) Uit zijn neusgaten komt rook voort, als uit een ziedenden pot en ruimen ketel.

21. (41:12) Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort.

22. (41:13) In zijn hals herbergt de sterkte; voor hem springt zelfs de droefheid van vreugde op.

23. (41:14) De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is vast in hem, het wordt niet bewogen.

24. (41:15) Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten molensteen.

25. (41:16) Van zijn verheffen schromen de sterken; om zijner doorbrekingen wille ontzondigen zij zich.