Statenvertaling

Job 36:20-30 Statenvertaling (SV1750)

20. Haak niet naar dien nacht, als de volken van hun plaats opgenomen worden.

21. Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren hebt, uit oorzake van de ellende.

22. Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?

23. Wie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan?

24. Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk de lieden aanschouwen.

25. Alle mensen zien het aan; de mens schouwt het van verre.

26. Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.

27. Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp uitgieten;

28. Welke de wolken uitgieten, en over den mens overvloediglijk afdruipen.

29. Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte?

30. Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij.