Statenvertaling

Job 36:18-33 Statenvertaling (SV1750)

18. Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.

19. Zou Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?

20. Haak niet naar dien nacht, als de volken van hun plaats opgenomen worden.

21. Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren hebt, uit oorzake van de ellende.

22. Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?

23. Wie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan?

24. Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk de lieden aanschouwen.

25. Alle mensen zien het aan; de mens schouwt het van verre.

26. Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.

27. Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp uitgieten;

28. Welke de wolken uitgieten, en over den mens overvloediglijk afdruipen.

29. Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte?

30. Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij.

31. Want daardoor richt Hij de volken; Hij geeft spijze ten overvloede.

32. Met handen bedekt Hij het licht, en doet aan hetzelve verbod door dengene, die tussen doorkomt.

33. Daarvan verkondigt Zijn geklater, en het vee; ook van den opgaanden damp.