Statenvertaling

Job 32:3-13 Statenvertaling (SV1750)

3. Zijn toorn ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende, nochtans Job verdoemden.

4. Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan hij.

5. Als dan Elihu zag, dat er geen antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak zijn toorn.

6. Hierom antwoordde Elihu, de zoon van Baracheel, den Buziet, en zeide: Ik ben minder van dagen, maar gijlieden zijt stokouden; daarom heb ik geschroomd en gevreesd, ulieden mijn gevoelen te vertonen.

7. Ik zeide: Laat de dagen spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven.

8. Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.

9. De groten zijn niet wijs, en de ouden verstaan het recht niet.

10. Daarom zeg ik: Hoor naar mij; ik zal mijn gevoelen ook vertonen.

11. Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb het oor gewend tot ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt.

12. Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;

13. Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden; God heeft hem nedergestoten, geen mens.