Statenvertaling

Job 32:11-19 Statenvertaling (SV1750)

11. Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb het oor gewend tot ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt.

12. Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;

13. Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden; God heeft hem nedergestoten, geen mens.

14. Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en met ulieder woorden zal ik hem niet beantwoorden.

15. Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich verzet.

16. Ik heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden niet meer.

17. Ik zal mijn deel ook antwoorden, ik zal mijn gevoelen ook vertonen.

18. Want ik ben der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij.

19. Ziet, mijn buik is als de wijn, die niet geopend is; gelijk nieuwe lederen zakken zou hij bersten.