Statenvertaling

Job 31:36-40 Statenvertaling (SV1750)

36. Zou ik het niet op mijn schouder dragen? Ik zou het op mij binden als een kroon.

37. Het getal mijner treden zou ik hem aanwijzen; als een vorst zou ik tot hem naderen.

38. Zo mijn land tegen mij roept, en zijn voren te zamen wenen;

39. Zo ik zijn vermogen gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen;

40. Dat voor tarwe distelen voortkomen, en voor gerst stinkkruid! De woorden van Job hebben een einde.