Statenvertaling

Job 31:1-7 Statenvertaling (SV1750)

1. Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd?

2. Want wat is het deel Gods van boven, of de erve des Almachtigen uit de hoogten?

3. Is niet het verderf voor den verkeerde, ja, wat vreemds voor de werkers der ongerechtigheid?

4. Ziet Hij niet mijn wegen, en telt Hij niet al mijn treden?

5. Zo ik met ijdelheid omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij;

6. Hij wege mij op, in een rechte weegschaal, en God zal mijn oprechtigheid weten.

7. Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft;