Statenvertaling

Job 30:19-29 Statenvertaling (SV1750)

19. Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden als stof en as.

20. Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij.

21. Gij zijt veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk.

22. Gij heft mij op in den wind; Gij doet mij daarop rijden, en Gij versmelt mij het wezen.

23. Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult, en tot het huis der samenkomst aller levenden.

24. Maar Hij zal tot den aardhoop de hand niet uitsteken; is er bij henlieden geschrei in zijn verdrukking?

25. Weende ik niet over hem, die harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst over den nooddruftige?

26. Nochtans toen ik het goede verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, zo kwam de donkerheid.

27. Mijn ingewand ziedt, en is niet stil; de dagen der verdrukking zijn mij voorgekomen.

28. Ik ga zwart daarheen, niet van de zon; opstaande schreeuw ik in de gemeente.

29. Ik ben den draken een broeder geworden, en een metgezel der jonge struisen.