Statenvertaling

Job 3:1-5 Statenvertaling (SV1750)

1. Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag.

2. Want Job antwoordde en zeide:

3. De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen;

4. Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans over hem schijne;

5. Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags!