Statenvertaling

Job 29:5-9 Statenvertaling (SV1750)

5. Toen de Almachtige nog met mij was, en mijn jongens rondom mij;

6. Toen ik mijn gangen wies in boter, en de rots bij mij oliebeken uitgoot;

7. Toen ik uitging naar de poort door de stad, toen ik mijn stoel op de straat liet bereiden.

8. De jongens zagen mij, en verstaken zich, en de stokouden rezen op en stonden.

9. De oversten hielden de woorden in, en leiden de hand op hun mond.