Statenvertaling

Job 29:12-18 Statenvertaling (SV1750)

12. Want ik bevrijdde den ellendige, die riep, en den wees, die geen helper had.

13. De zegen desgenen, die verloren ging, kwam op mij; en het hart der weduwe deed ik vrolijk zingen.

14. Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed.

15. Den blinden was ik tot ogen, en den kreupelen was ik tot voeten.

16. Ik was den nooddruftigen een vader; en het geschil, dat ik niet wist, dat onderzocht ik.

17. En ik verbrak de baktanden des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden.

18. En ik zeide: Ik zal in mijn nest den geest geven, en ik zal de dagen vermenigvuldigen als het zand.