Statenvertaling

Job 27:6-14 Statenvertaling (SV1750)

6. Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen.

7. Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde.

8. Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken?

9. Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt?

10. Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd?

11. Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen.

12. Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld?

13. Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen.

14. Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden.