Statenvertaling

Job 27:4-9 Statenvertaling (SV1750)

4. Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken!

5. Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen.

6. Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen.

7. Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde.

8. Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken?

9. Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt?