Statenvertaling

Job 22:12-30 Statenvertaling (SV1750)

12. Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn.

13. Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen?

14. De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen.

15. Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben?

16. Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort;

17. Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan?

18. Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij.

19. De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen;

20. Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft.

21. Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen.

22. Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart.

23. Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten.

24. Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken;

25. Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn;

26. Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen.

27. Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen.

28. Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen.

29. Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden.

30. Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.