Statenvertaling

Job 19:1-9 Statenvertaling (SV1750)

1. Maar Job antwoordde en zeide:

2. Hoe lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen?

3. Gij hebt nu tienmaal mij schande aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt u tegen mij.

4. Maar ook het zij waarlijk, dat ik gedwaald heb, mijn dwaling zal bij mij vernachten.

5. Indien gijlieden waarlijk u verheft tegen mij, en mijn smaad tegen mij drijft;

6. Weet nu, dat God mij heeft omgekeerd, en mij met Zijn net omsingeld.

7. Ziet, ik roep, geweld! doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch er is geen recht.

8. Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld.

9. Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en de kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen.