Statenvertaling

Job 18:11-21 Statenvertaling (SV1750)

11. De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.

12. Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde.

13. De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.

14. Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.

15. Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.

16. Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.

17. Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.

18. Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen.

19. Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn.

20. Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.

21. Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God niet kent.