Statenvertaling

Job 18:1-11 Statenvertaling (SV1750)

1. Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:

2. Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.

3. Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen?

4. O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?

5. Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren.

6. Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden.

7. De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen.

8. Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen.

9. De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen.

10. Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad.

11. De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.