Statenvertaling

Job 15:1-16 Statenvertaling (SV1750)

1. Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide:

2. Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind?

3. Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?

4. Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg.

5. Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.

6. Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u.

7. Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht?

8. Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken?

9. Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is?

10. Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader.

11. Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u?

12. Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen?

13. Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan.

14. Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn?

15. Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen.

16. Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?